houd bezig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • houd be·zig
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
bezighouden

houd bezig

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zich bezighouden
    • Ik houd me bezig. 
  2. gebiedende wijs van zich bezighouden
    • Houd je bezig! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zich bezighouden
    • Houd je je bezig? 
Synoniemen

Gangbaarheid