homoziekte
Uiterlijk
- Geluid: homoziekte (hulp, bestand)
- IPA: / ˈhomoˌziktə / (4 lettergrepen)
- ho·mo·ziek·te
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | homoziekte | homoziektes homoziekten |
verkleinwoord | - | - |
de homoziekte v
- (medisch) aandoening die alleen of vooral voorkomt bij mannen die seks hebben met andere mannen
- Hij stierf zelf in het voorjaar van 1984 aan aids. Maar al snel werd duidelijk dat aids niet exclusief een homoziekte was. [2]
- Het woord homoziekte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ "Nieuwe „homo-ziekte” eist eerste slachtoffer" in: De Volkskrant jrg. 61 nr. 17542 (14 mei 1982); p. 6 kol. 5; geraadpleegd 2019-03-10
- ↑ Waar kwam het virus vandaan? (10 juni 2011) op website: nrc.nl geraadpleegd 2019-03-10
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 4 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Medisch in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal