hifi

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hi·fi
Woordherkomst en -opbouw
  • initiaalwoord van het Engelse high fidelity (grote getrouwheid)
enkelvoud meervoud
naamwoord hifi hifi's
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de hifiv / m

  1. (initiaalwoord) (afkorting) hifi-installatie
stellend
onverbogen hifi
verbogen

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord

Bijvoeglijk naamwoord

hifi [1]

  1. de geluidsklanken natuurgetrouw weergevend
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

85 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen