Naar inhoud springen

hef

Uit WikiWoordenboek
  • hef
enkelvoud meervoud
naamwoord hef heffen
verkleinwoord hefje hefjes

de hefv / m

  1. bezinksel van vloeistoffen
vervoeging van
heffen

hef

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van heffen
    • Ik hef. 
  2. gebiedende wijs van heffen
    • Hef! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van heffen
    • Hef je? 
98 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


enkelvoud meervoud
naamwoord hef hefte
hewwe

hef

  1. heft, handvat
stamtijd
infinitief voltooid
deelwoord
hef
gehef
volledig

hef

  1. heffen