harmonicadeur
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: harmonicadeur (hulp, bestand)
- IPA: / hɑrˈmonikaˌdør / (5 lettergrepen)
Woordafbreking
- har·mo·ni·ca·deur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | harmonicadeur | harmonicadeuren |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- deur met de vorm van de balg van een trekharmonica
- ▸ Met een snelle ruk trok ze de harmonicadeur opzij.[2]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord harmonicadeur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.