haringbuis

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

haringbuis
Uitspraak
Woordafbreking
  • ha·ring·buis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord haringbuis haringbuizen
verkleinwoord haringbuisje haringbuisjes

Zelfstandig naamwoord

de haringbuisv / m

  1. (visserij) zielschip dat men gebruikte in de haringvisserij
     Van Delft: "Nederland is bekend om zijn haring, dat vooral ook lange tijd volksvoer was. Toen de productie daar terug liep, gingen de vissers noordzeeharing vangen en verkopen. En omdat de vissers langer op zee moesten blijven werden de vissen op zee gezouten. Dit leidde tot de komst van de Haringbuis en dat gaf weer een enorme impuls aan de economie."[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. haringbuis op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Bronlink geraadpleegd op 17 januari 2024 Weblink bron “Conservatoren vatten duizenden jaren Nederland samen in 100 kaarten” (Vrijdag 7 juni 2019, 20:53), NOS