halve finale
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: halve finale (hulp, bestand)
- IPA: / ˈhɑlvəfiˌnalə / (5 lettergrepen)
Woordafbreking
- hal·ve fi·na·le
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | halve finale | halve finales |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- bij toernooien elk van de twee wedstrijden waarvan de winnaars in de finale tegen elkaar strijden om het kampioenschap
Opmerkingen
- De term wordt zowel in de sport als bij wedstrijden met een meer cultureel karakter gebruikt. Het is mogelijk dat er per wedstrijd twee deelnemers tegenover elkaar staan, maar bijvoorbeeld bij hardloopwedstrijden of talentenjacht is ook een groter aantal deelnemers per wedstrijd mogelijk. De deelnemers kunnen individuen zijn of ploegen.
Synoniemen
Afgeleide begrippen
- halvefinaleduel
- halvefinalematch
- halvefinalepartij
- halvefinaleplaats
- halvefinaleplek
- halvefinalepoule
- halvefinalereeks
- halvefinaleserie
- halvefinalestek
- halvefinaletegenstander
- halvefinalewedstrijd
- halvefinaleweekend
- halvefinalist