grootinquisiteur

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • groot·in·qui·si·teur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord grootinquisiteur grootinquisiteurs
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de grootinquisiteurm [1]

  1. (religie) (juridisch) hoogste rang in de Spaanse Inquisitie die ketters opspoorde en veroordeelde
  2. (figuurlijk) iemand die andere mensen te makkelijk en te streng veroordeelt
     Wat moet Buma zeker binnenhalen? ,,Daar ga ik mij niet over uitlaten. Ik ben niet een soort grootinquisiteur van het coalitieakkoord. Of van het CDA.”[2]
     Loekasjenko haalde de roman De Gebroeders Karamazov van Dostojevski aan. Daarin betoogt de grootinquisiteur tegen Jezus 'dat er voor het menselijke ras niets ondraaglijker is dan de persoonlijke vrijheid'. Hij suggereert dat de mens behoefte heeft aan meer gezag en mysteriën van boven.[3]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 4 april 2024 Weblink bron “Loekasjenko: 'Vrijheid is ondraaglijke last'” (08-05-2012), Tubantia