griepvirus

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • griep·vi·rus
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord griepvirus griepvirussen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het griepviruso

  1. (virussen) Orthomyxoviridae op Wikispecies familie virussen die griep veroorzaken
     De griep kan zelfs heviger dan anders toeslaan doordat minder mensen er weerstand tegen hebben. Influenza was anderhalf jaar lang helemaal weg, zegt De Jong. "Dat is opmerkelijk, want sinds we weten van het bestaan van het griepvirus hebben we nog nooit een winter zonder griep meegemaakt. Doordat er dit jaar geen influenza was, heeft onze immuniteit geen boost gehad. Waarschijnlijk is daardoor een groter deel van de bevolking behoorlijk vatbaar."[1]
     Oktober en november zijn de maanden waarin ouderen en kwetsbaren een vaccinatie kunnen krijgen. Het gaat om mensen van 60 jaar en ouder en mensen die extra risico lopen om ernstig ziek te worden door het griepvirus, bijvoorbeeld omdat zij hartproblemen of een longziekte hebben.[2]
Synoniemen
Hyponiemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 26 oktober 2022 Weblink bron
    Eva Munnik
    “Griep heeft deze herfst wat in te halen en slaat misschien heviger toe dan normaal” (Zaterdag 18 september 2021, 08:07), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 26 oktober 2022 Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Aantal griepvaccinaties vorig jaar gestegen” (Maandag 4 oktober 2021, 07:02), NOS