goudjacht

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • goud·jacht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord goudjacht goudjachten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de goudjachtv / m

  1. (sport) de poging om één of meer gouden medailles te winnen
     Even leek Kramer na zijn tempoversnelling zowaar zelf op goudjacht te kunnen gaan. Maar dat bleek uiteindelijk een brug te ver. "Ik wilde gaan en als Swings (de Belg die uiteindelijk tweede werd, red.) twijfelt, ben ik weg. Ik had toch een aardig gaatje, maar nu rijdt hij het toch dicht. Jammer dat we het niet konden afmaken."[1]
     De finale van het wereldbekerseizoen shorttrack in Dordrecht wordt een feestje, met Suzanne Schulting op goudjacht en Sjinkie Knegt als de verloren zoon terug op het ijs.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 1 januari 2024 Weblink bron “Verweij: Spelen hebben mij veel moeite gekost” (Zaterdag 24 februari 2018, 15:23), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 1 januari 2024 Weblink bron “'Iedereen leeft naar Dordrecht toe en Sjinkie zeker'” (Woensdag 12 februari 2020, 20:44), NOS