gorigheid

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • go·rig·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gorigheid gorigheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de gorigheidv

  1. iets dat heel smerig is
    • Als voorbeeld noemt Rob een aflevering waarin hij in een woning terechtkomt die volgens hem ‘het toppunt van gorigheid’ was. “Ik heb in mijn leven al heel wat heftige dingen moeten doen, maar die lucht die daar hing vergeet ik nooit meer.” [2] 
    • Daarbij kwam veel gorigheid kijken op de set: in de serie komt een flinke hoeveelheid afgehakte ledematen, organen en andere bloederige lichaamsdelen voorbij. En dan wordt de toestand van Sheila ook nog eens ingezet met een langdurige sessie projectielbraken. [3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

79 % van de Nederlanders;
65 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen