goedgekleed
Uiterlijk
- Geluid: goedgekleed (hulp, bestand)
- goed·ge·kleed
- samenstelling van goed bw en gekleed bn
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | goedgekleed | ||
verbogen | goedgeklede | ||
partitief | goedgekleeds | s | - |
goedgekleed [1]
- van een persoon dat deze mooie, nette, goede kleding draagt
- Het woord goedgekleed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Memphis komt aan land, Kluivert knuffelt een puppy” (15-06-2018), Tubantia
- ↑ Weblink bron Fenna Riethof“Goedgekleed langs de Grebbelinie: een dagje toeren op de stadsfiets” (19-05-2021), Tubantia