gletsjer

Uit WikiWoordenboek
Mendenhall-Gletsjer in Alaska.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • glet·sjer
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘ijsstroom’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1780 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord gletsjer gletsjers
verkleinwoord gletsjertje gletsjertjes

Zelfstandig naamwoord

de gletsjerm

  1. (glaciologie) een ijsmassa die gevormd wordt op land en dik en groot genoeg is om bergafwaarts te stromen
    • Beneden aan de gletsjer was er een meer ontstaan. 
    • Een jonge poolvos heeft Noorse onderzoekers versteld doen staan met een zeer lange én snelle wandeling. Het dier liep - over land, gletsjers en zee-ijs - van Noorwegen naar Canada en legde de in totaal 3.506 kilometer af in 76 dagen. ,,We konden onze ogen niet geloven.” [2] 
     Ik liep langs vele gletsjers die de afgelopen honderd jaar voor meer dan de helft waren geslonken.[3]
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen