gezondheidshuis

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·zond·heids·huis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gezondheidshuis gezondheidshuizen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het gezondheidshuiso

  1. (medisch) gebouw waarin verschillende medische en paramedische diensten zijn gehuisvest
     Bij ons ziekenhuis staat ook een Gezondheidshuis. Hier vindt u een apotheek, diagnostisch centrum, dialysecentrum, hand polscentrum, fysiotherapie, haarcentrum, huisartsenpraktijk, podotherapeut, psycholoog, seksuoloog en verloskundigen.[1]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 20 december 2023 Weblink bron “Gezondheidshuis”