gezondheidscheck

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·zond·heids·check
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gezondheidscheck gezondheidschecks
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de gezondheidscheckm

  1. (medisch) test betreffende het wel of niet ziek zijn van een persoon
     "Wij houden ons in de kerk aan de coronaregels van het RIVM. We hebben een groot gebouw, goede ventilatie, mensen komen met een gezondheidscheck binnen en ontsmetten de handen bij binnenkomst", zegt hij tegen Omroep Gelderland.[1]
     Toch is er een belangrijke uitzondering: bij een kerkelijk huwelijk geldt geen maximum. Dat heeft met de grondrechtelijke vrijheden van godsdienst en van vereniging te maken. Wel moet er voldoende afstand worden gehouden, moet iedereen een vaste zitplaats hebben en moeten gasten zich laten registreren en een gezondheidscheck ondergaan.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron “Reformatorische kerken laten ruim 200 gelovigen binnen” (ZO 18 OKTOBER 2020), NOS
  2. Bronlink Weblink bron “Trouwen in de kerk mag met meer dan dertig gasten, feesten maar met vier” (DI 29 SEPTEMBER 2020), NOS