gezinsfles
Uiterlijk
- Geluid: gezinsfles (hulp, bestand)
- ge·zins·fles
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gezinsfles | gezinsflessen |
verkleinwoord |
- een grote fles waarvan de inhoud voldoende is om een heel gezin uit te laten drinken
- ▸ Ze zitten voor de bouwkeet rond de campingtafel, met een hele batterij bierflesjes en een gezinsfles Nordhàuser Doppelkorn tussen zich in.[1]
- Het woord gezinsfles staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ “Onder buren” (2021), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026356186