gezelligheidsvereniging
Uiterlijk
- ge·zel·lig·heids·ver·eni·ging
- samenstelling van gezelligheid zn en vereniging zn met het invoegsel -s- [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gezelligheidsvereniging | gezelligheidsverenigingen |
verkleinwoord |
de gezelligheidsvereniging v
- vereniging waar mensen lid van zijn om samen, in gezelschap leuke dingen te doen; vereniging gericht op het ontwikkelen en onderhouden van persoonlijke relaties
- ▸ Ouders kaartten de kwestie in oktober al aan bij de universiteit. Maar het hoofd van de afdeling aardwetenschappen zei volgens de ouders destijds niet in te kunnen grijpen omdat studieverenigingen onafhankelijk zijn. UAV heeft rond de duizend leden. Van de eerstejaars is 30 procent vrouw en 70 procent man. Overigens is een studievereniging iets anders dan een gezelligheidsvereniging als bijvoorbeeld Vindicat of het Utrechtse corps USC.[2]
- Het woord gezelligheidsvereniging staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Zangbundel over 'veldwerksletten' breekt Utrechtse studievereniging op” (Woensdag 10 januari 2018, 10:20), NOS