gevoelloosheid
Uiterlijk
- ge·voel·loos·heid
- afgeleid van gevoelloos met het achtervoegsel -heid
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | gevoelloosheid | gevoelloosheden |
| verkleinwoord |
de gevoelloosheid v
- het gevoelloos zijn
- De gevoelloosheid van de voetrand is het gevolg van een hernia.
- het zonder emotie zijn
- De gevoelloosheid van de psychopaat hoort bij zijn klinisch beeld.
- [2] kilheid
1., 2.
- Het woord gevoelloosheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.