gesse
Uiterlijk
- ges·se
gesse
- verbogen vorm van de stellende trap van ges
- gesse
- Mogelijk een verbasterde vorm van de Latijnse benaming (faba) Aegyptia “Egyptische boon”, ook aangetroffen in het Oudoccitaans (Oudprovençaals) gieissa. [1]
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
gesse | la gesse | gesses | les gesses |
gesse v
- (plantkunde) Lathyrus een vlinderbloemachtige, peuldragende plant
- (landbouw) pronkerwt, Lathyrus sativus
- ↑ gesse (Etymologie) in: Le Trésor de la Langue Française informatisé (1971-1994) op de website cnrtl.fr .
- ges·se
- Pennsylvania-Duitse werkwoordsvorm met het voorvoegsel g-
gesse
hab gesse
- eerste persoon enkelvoud voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van esse [1]
- «Ich hab schunn viel weisse Schparregraas in Deitschland gesse un ich kann ehrlich saage ass es arrig gut iss.»
- Ik heb al veel witte asperges in Duitsland gegeten en ik kan eerlijk zeggen dat het zeer goed is.
- «Ich hab schunn viel weisse Schparregraas in Deitschland gesse un ich kann ehrlich saage ass es arrig gut iss.»
hen gesse
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Bijvoeglijknaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woorden in het Frans
- Woorden in het Frans van lengte 5
- Woorden in het Frans met audioweergave
- Woorden in het Frans met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Frans
- Plantkunde in het Frans
- Landbouw in het Frans
- Woorden in het Pennsylvania-Duits
- Woorden in het Pennsylvania-Duits van lengte 5
- Woorden in het Pennsylvania-Duits met audioweergave
- Voorvoegsel g- in het Pennsylvania-Duits
- Werkwoordsvorm in het Pennsylvania-Duits