gesputter
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ge·sput·ter
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van sputteren met het voorvoegsel ge-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gesputter | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het gesputter o
- het uiten dat je het ergens niet mee eens bent op een niet al te heftige manier
- Het is daarom wel zo geruststellend dat afgezien van enig gesputter op de sociale media de ‘herrie-om-de-herdenking’ is uitgebleven. Het debat over de opzet van dodenherdenking - het werd haast even traditioneel als de herdenking zelf - lijkt voor het tweede opeen volgende jaar geluwd. Inmiddels luidt de communis opinio dat 4 mei is bedoeld voor het herdenken van de Nederlandse oorlogsslachtoffers en dat het hierbij gaat om een nationale gebeurtenis. De in het recente verleden ondernomen pogingen om er een bredere manifestatie van te maken - hoe goed bedoeld ook - hebben geen gevolg gekregen. [1]
Synoniemen
- het tegenstribbelen, gemopper, gepruttel
Gangbaarheid
- Het woord gesputter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gesputter" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ NRC 4 mei 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be