gesputter

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·sput·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gesputter
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het gesputtero

  1. het uiten dat je het ergens niet mee eens bent op een niet al te heftige manier
    • Het is daarom wel zo geruststellend dat afgezien van enig gesputter op de sociale media de ‘herrie-om-de-herdenking’ is uitgebleven. Het debat over de opzet van dodenherdenking - het werd haast even traditioneel als de herdenking zelf - lijkt voor het tweede opeen volgende jaar geluwd. Inmiddels luidt de communis opinio dat 4 mei is bedoeld voor het herdenken van de Nederlandse oorlogsslachtoffers en dat het hierbij gaat om een nationale gebeurtenis. De in het recente verleden ondernomen pogingen om er een bredere manifestatie van te maken - hoe goed bedoeld ook - hebben geen gevolg gekregen. [1] 
Synoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. NRC 4 mei 2016
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be