gemopper
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ge·mop·per
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van mopperen met het voorvoegsel ge-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gemopper | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het gemopper o
- het telkens klagen uit ontevredenheid of misnoegen
- De leraar was het gemopper van zijn leerlingen beu, ze moeten gewoon harder werken dan halen ze heus wel goede punten.
- De relatie tussen Specsavers en de verzekeraars is wat precair, aangezien de opticien/audicien consumenten aan het einde van het jaar steevast oproept een ‘gratis’ bril of hoortoestel te laten aanmeten als het eigen risico al verbruikt is. Ieder jaar levert dat weer gemopper op bij de verzekeraars. Specsavers moppert op zijn beurt over nieuwe spelers op de markt die klanten aanmoedigen een gratis oogmeting bij Specsavers te laten uitvoeren en vervolgens het montuur en de glazen bij hén te bestellen. Online brillenketens werken zo, zegt Berkel, maar hij noemt ook Eyelove, met verkooppunten in Dio-drogisterijen. „Die partijen bieden geen oogzorg”, stelt Berkel. Hij sluit niet uit dat hij uiteindelijk alsnog de kosten voor de oogmeting in rekening gaat brengen voor klanten die hun bril vervolgens online bestellen. „Ik wil dat liever niet, maar als de situatie onhoudbaar wordt, ben ik daartoe gedwongen.” [1]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord gemopper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gemopper" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ NRC Barbara Rijlaarsdam 16 januari 2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be