geslachtsboom
Uiterlijk
- ge·slachts·boom
- samenstelling van geslacht en boom met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | geslachtsboom | geslachtsbomen |
verkleinwoord | geslachtsboompje | geslachtsboompjes |
de geslachtsboom m
- boom van een geslacht, d.i. het geslacht vergeleken bij een boom, waarvan de stam zich telkens meer vertakt
- geslachtsboom van het Huis van Oranje.
- tekening die een boom voorstelt, en waarin de leden van een geslacht in hun verschillende graden van verwantschap worden vermeld
- Een geslachtsboom van zijn familie opmaken.
- Het woord geslachtsboom staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.