geslachtsboom

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·slachts·boom
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord geslachtsboom geslachtsbomen
verkleinwoord geslachtsboompje geslachtsboompjes

Zelfstandig naamwoord

de geslachtsboomm

  1. boom van een geslacht, d.i. het geslacht vergeleken bij een boom, waarvan de stam zich telkens meer vertakt
    • geslachtsboom van het Huis van Oranje. 
  2. tekening die een boom voorstelt, en waarin de leden van een geslacht in hun verschillende graden van verwantschap worden vermeld
    • Een geslachtsboom van zijn familie opmaken. 
Synoniemen

Gangbaarheid