genadeloos
Uiterlijk
- Geluid: genadeloos (hulp, bestand)
- ge·na·de·loos
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | genadeloos | genadelozer | genadeloost |
verbogen | genadeloze | genadelozere | genadelooste |
partitief | genadeloos | genadelozers | - |
genadeloos [1]
- geen genade kennend, meedogenloos
- ▸ Het was inmiddels vier uur ’s middags, de zon was fel en scheen genadeloos op mij neer.[2]
1.
- Het woord genadeloos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "genadeloos" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be