financiën

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fi·nan·ci·en
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord - financiën
financies
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

financiën mv

  1. geldmiddelen van een persoon of instelling
    • Ik wil een nieuwe computer maar mijn financiën staan me dat niet toe. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen