garfhoop
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- garf·hoop
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van garf zn en hoop zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | garfhoop | garfhopen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de garfhoop m
- (landbouw), (verouderd) een hoop vers afgesneden (rogge)halmen die klaarliggen om gebundeld te worden
- ▸ De pikke in d'eene, den haak in de andere hand, gaan de slagen regelmatig; de halmen tegen den wortel afgesneden, reuzelen over malkaar, worden met den haak opgevangen, in garfhoop achteruitgetrokken, waar ze in reek gereed liggen om gebonden te worden.[1]
Meer informatie
- Het woord 'garfhoop' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Streuvels, Stijn“De maanden” (1942), Veen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Landbouw in het Nederlands
- Verouderd in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal