Naar inhoud springen

fransoos

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fran·soos
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘Fransman (minachtend)’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord fransoos fransozen
verkleinwoord fransoosje fransoosjes

Zelfstandig naamwoord

fransoos m

  1. minachtende benaming voor Fransman
    • Wat denken die fransozen wel! 
Opmerkingen

Afleidingen van aardrijkskundige namen, zoals Fransman, worden met een hoofdletter geschreven. Maar deze hoofdletter vervalt bij bij- en scheldnamen, zoals aussie, fransoos, jap, mof en spanjool.

Gangbaarheid

91 % van de Nederlanders;
71 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen