Naar inhoud springen

flexen

Uit WikiWoordenboek
  • flexen
  • Afgeleid van flex (afkorting van flexibel) met de uitgang '-en'
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
flexen
flexte
geflext
zwak -t volledig

flexen

  1. werken zonder vast contract, flexwerken
  2. (jongerentaal) vertoon maken met spullen of het eigen lichaam
    • Die vent loopt de hele dag te flexen met zijn nieuwe sneakers. 
  3. (straattaal) tot rust (laten) komen, relaxen

de flexenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord flex