fietscrossen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- fiets·cros·sen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van fiets en crossen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
fietscrossen |
fietscroste |
gefietscrost |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
fietscrossen
- (sport) onovergankelijk een fietscross houden
Zelfstandig naamwoord
de fietscrossen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord fietscross
Gangbaarheid
- Het woord fietscrossen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 12
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-t) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Sport in het Nederlands
- Onovergankelijk werkwoord in het Nederlands
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal