crossen
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- cros·sen
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘ruig rijden’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1984 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
crossen |
croste |
gecrost |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
crossen
- ergatief hard rijden, scheuren, ruig rijden
- Hij croste met zijn motorfiets door de duinen.
Zelfstandig naamwoord
crossen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord cross
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord crossen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "crossen" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zwak werkwoord (-t) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Ergatief werkwoord in het Nederlands
- Zelfstandig-naamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 98 %
- Prevalentie Vlaanderen 97 %