fibroom

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  fibroom    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• fi·broom

Woordherkomst en -opbouw

• met het voorvoegsel fibro- en met het achtervoegsel -oom

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	fibroom	fibromen
verkleinwoord	fibroompje	fibroompjes

Zelfstandig naamwoord

het fibroom o

1. (medisch) goedaardig gezwel van het bindweefsel

Synoniemen

• vleesboom, vleesgezwel

Verwante begrippen

• fibrosarcoom

Hyponiemen

• neurofibroom

Vertalingen

    1.   

Deens: fibrom (da) o

Spaans: fibroma (es) m

Gangbaarheid

• Het woord fibroom staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "fibroom" herkend door:

56 %	van de Nederlanders;
67 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.