faveur
Uiterlijk
- fa·veur
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | faveur | faveurs |
verkleinwoord | faveurtje | faveurtjes |
- ten faveure van
ten voordeel van / ten gunste van / ten nutte van
- - Wat te denken van spits Luuk de Jong, dragende kracht bij de laatste twee landstitels? Hij speelde niet tegen Ajax, gepasseerd ten faveure van Locadia, die na zijn blessure in een bloedvorm teruggekeerd is. De grootverdiener en aanvoerder heeft een beroerd seizoen van gekmakende doelpuntendroogte achter zich. [3]
- in faveure van
ten behoeve van
- Het woord faveur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "faveur" herkend door:
67 % | van de Nederlanders; |
61 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ faveur op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Bart Hinke 23 april 2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be