fabrieksruimte

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

fabrieksruimte
Uitspraak
Woordafbreking
  • fa·brieks·ruim·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord fabrieksruimte fabrieksruimtes
fabrieksruimten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de fabrieksruimtev

  1. hal van een fabrieksgebouw waarin producten worden gemaakt
     Een site van de NASA geeft met maar liefst twaalf camera's tegelijk een beeld van fabrieksruimten, de lanceerplaats, het commandocentrum en het aftellende beeldscherm.[2]
     En een chocoladekamer, die heeft Chocolatemakers ook. Rodney Nikkels, met Enver Loke eigenaar en oprichter van de chocoladefabriek, wijst vanaf de balustrade naar beneden. Daar is de fabrieksruimte waar de gebrande en vergruisde cacaobonen worden gemalen en door elkaar geschud tot één smeuïge chocolademassa. Dat duurt een dag of drie. Het typeert Chocolatemakers dat ze smaak boven efficiëntie stellen. In andere chocoladefabrieken gebruiken ze veel krachtiger maalmachines die in een uurtje of zes wel klaar zijn.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 10 maart 2024 Weblink bron
    David Redeker
    “webcameras”, NewScientist
  3. Bronlink geraadpleegd op 10 maart 2024 Weblink bron
    Bart van Zoelen
    “Deze Willy Wonka-fabriek heeft geen nougatkamer, maar wel véél chocola” (29-09-2019), Tubantia