evacuar
Uiterlijk
stamtijd | ||
---|---|---|
tegenw. tijd |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
evacuo | evacuava | evacuat |
1e vervoeging | volledig |
evacuar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
evacuar |
evacuaba |
evacuado |
volledig |
evacuar
- overgankelijk ontruimen
- leegmaken
- ontlasten (van de darmen), afscheiden, afgaan
- afhandelen
- evacueren
- [1] desocupar, desalojar
- [2] vaciar
- [3] defecar
- [4] cumplimentar
- evacuar in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española