eropuit
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- er·op·uit
Woordherkomst en -opbouw
Voornaamwoordelijk bijwoord
eropuit
- actief een doel nastrevend
- Hij was eropuit om zijn rivaal buiten spel te zetten.
Opmerkingen
- De spelling van dit woord kan met recht een knelpunt van de Nederlandse spelling genoemd worden.
Het is niet duidelijk hoe de ontkennende versie van de bovenstaande zin te schrijven is.
- Hij was er niet opuit om zijn rivaal buiten spel te zetten.
- Hij was er niet op uit om zijn rivaal buiten spel te zetten.
Een bijwoord *opuit komt niet in de Woordenlijst voor, dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld: ernaartoe -> er niet naartoe
Gangbaarheid
- Het woord eropuit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "eropuit" herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
79 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be