episcopaal

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  episcopaal    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• epis·co·paal

Woordherkomst en -opbouw

• Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bisschoppelijk’ voor het eerst aangetroffen in 1720
• afgeleid van 'episcopus' bisschop (met het voorvoegsel epi- ?) met het achtervoegsel -aal

	stellend	vergrotend	overtreffend
onverbogen	episcopaal	episcopaler	episcopaalst
verbogen	episcopale	episcopalere	episcopaalste
partitief	episcopaals	episcopalers	-

Bijvoeglijk naamwoord

episcopaal

1. bisschoppelijk

Afgeleide begrippen

• episcopalisme

Vertalingen

    1.   

Duits: episkopal (de) Engels: episcopal (en) Frans: épiscopal (fr)

Spaans: episcopal (es)

Gangbaarheid

• Het woord episcopaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "episcopaal" herkend door:

70 %	van de Nederlanders;
76 %	van de Vlamingen.