entonar
Uiterlijk
- en·to·nar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
entonar |
entonaba |
entonaba |
volledig |
entonar
- onovergankelijk zingen (toon houden)
- harmoniëren met, passen bij (kleuren)
- overgankelijk aanheffen (van lied)
- intoneren, stemmen
- [2] armonizar
- entonar in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española