eigen risico
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ei·gen·ri·si·co
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van eigen bn en risico zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | eigen risico | eigen risico's |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het eigen risico o
- geld dat een verzekerde zelf moet betalen bij een schade
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord 'eigen risico' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.