editor

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • edi·tor
Woordherkomst en -opbouw
  • van het Engels
  • afgeleid van edit met het achtervoegsel -or
enkelvoud meervoud
naamwoord editor editors
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de editorm

  1. (beroep) iemand die teksten beeld- en/of geluidsmateriaal bewerkt en opmaakt
  2. (informatica) computerprogramma waarmee tekst of broncode kan worden vastgelegd en bewerkt met of zonder opmaakfuncties
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be