duiktuig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • duik·tuig
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord duiktuig duiktuigen
verkleinwoord duiktuigje duiktuigjes

Zelfstandig naamwoord

het duiktuigo

  1. (scheepvaart) een vaartuig dat zich op grote diepte onder water begeven kan
    • In 1985 ging een onbemand vaartuig of duiktuig tot maar liefst 308 meter.. 
  2. (sport) het toebehoor voor het duiken, masker, gasflessen enz
    • En daarna deden we snel ons duiktuig aan om het rif te gaan bekijken. 

Gangbaarheid