dubbelbandrenvogel
Nederlands
Uitspraak
- (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
- dub·bel·band·ren·vo·gel
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van dubbelband zn en renvogel zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dubbelbandrenvogel | dubbelbandrenvogels |
verkleinwoord | dubbelbandrenvogeltje | dubbelbandrenvogeltjes |
Zelfstandig naamwoord
de dubbelbandrenvogel m
- (steltloperachtigen) Rhinoptilus africanus een vogel uit de familie Glareolidae (renvogels en vorkstaartplevieren). Deze soort komt voor in zuidwestelijk en oostelijk Afrika en telt acht ondersoorten
Hyperoniemen
- renvogels en vorkstaartplevieren, steltloperachtigen, vogels, viervoeters, gewervelden, chordadieren, dieren
Gangbaarheid
- Het woord 'dubbelbandrenvogel' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.