drugsspuit
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: drugsspuit (hulp, bestand)
Woordafbreking
- drugs·spuit
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | drugsspuit | drugsspuiten |
verkleinwoord | drugsspuitje | drugsspuitjes |
Zelfstandig naamwoord
- injectiespuit waarmee men verdovende middelen toedient
- Twee kleuters hebben zich vorige week in Eindhoven tijdens het buitenspelen geprikt aan een drugsspuit die op hun speelveldje lag. Dat heeft Peter van Rijsbergen van verslavingsinstelling Novadic-Kentron vandaag gezegd. Volgens hem komt de spuit van de verderop gelegen dag- en nachtopvang.[1]
- De chauffeur zal worden getest op soa's en hiv, maar dat heeft pas na drie maanden zin. Voorlopig zit hij thuis. ,,Omdat het hier vermoedelijk om een drugsspuit gaat, is het nu bang afwachten. Dat is mentaal erg zwaar voor het slachtoffer”, aldus een woordvoerder van de busmaatschappij tegen de Gazet van Antwerpen.[2]
Verwante begrippen
Hyperoniemen
Gangbaarheid
- Het woord 'drugsspuit' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Het Parool 13 MAART 2012 Kleuters prikken zich tijdens spelen aan drugsspuit
- ↑ de Telegraaf 24 jul. 2013 Buschauffeur gestoken met injectienaald