druïde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • druï·de, dru·ide
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘Keltische priester’ voor het eerst aangetroffen in 1704 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord druïde druïden
druïdes
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de druïdem

  1. priester bij de oude Kelten in Gallië en Brittannië, die zich naast religieuze zaken ook met magie bezighield
Vertalingen

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen