douwer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- dou·wer
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van douwen met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | douwer | douwers |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de douwer m
- iemand (mannelijk) die douwt
Hyponiemen
Verwante begrippen
- mannelijke vorm van douwster
Gangbaarheid
- Het woord douwer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.