dorsaal
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- dor·saal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dorsaal | dorsalen |
verkleinwoord | - | - |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord
Zelfstandig naamwoord
dorsaal
- (taalkunde) met de rug van de tong gevormde spraakklank
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | dorsaal | dorsaler | dorsaalst |
verbogen | dorsale | dorsalere | dorsaalste |
partitief | dorsaals | dorsalers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
dorsaal
Vertalingen
1. aan de rugzijde
Gangbaarheid
- Het woord dorsaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dorsaal" herkend door:
63 % | van de Nederlanders; |
74 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -aal in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Niet met deze vorm in Woordenlijst Nederlandse Taal
- Taalkunde in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Medisch in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 63 %
- Prevalentie Vlaanderen 74 %