domiciliëren
Uiterlijk
- do·mi·ci·lië·ren, do·mi·ci·li·eren
- afgeleid van het Franse domicilier (met het achtervoegsel -eren)
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
domiciliëren |
domicilieerde |
gedomicilieerd |
zwak -d | volledig |
domiciliëren
- overgankelijk als wettelijke vaste verblijfplaats kiezen voor
1.
- Het woord domiciliëren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 12
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -eren in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal