diagnosticeren
Uiterlijk
- Geluid: diagnosticeren (hulp, bestand)
- IPA: /'dɪɑɣnɔstɪ'seːrə(n)/
- di·ag·nos·ti·ce·ren
- afgeleid van het Franse diagnostiquer (met het voorvoegsel dia- en met het achtervoegsel -eren)
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
diagnosticeren /'dɪɑɣnɔstɪ'seːrə(n)/ |
diagnosticeerde /'dɪɑɣnɔstɪ'seːrdə/ |
gediagnosticeerd /ɣə'dɪɑɣnɔstɪ'seːrt/ |
zwak -d | volledig |
diagnosticeren
- overgankelijk een diagnose stellen, de oorzaak van een probleem achterhalen
- Deze ziekte is verkeerd gediagnosticeerd.
1. een diagnose stellen, de oorzaak van een probleem achterhalen
- Het woord diagnosticeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "diagnosticeren" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 14
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Voorvoegsel dia- in het Nederlands
- Achtervoegsel -eren in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 96 %
- Prevalentie Vlaanderen 89 %