Naar inhoud springen

desperaat

Uit WikiWoordenboek
  • des·pe·raat
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘wanhopig, hopeloos’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1485 [1]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen desperaat desperater desperaatst
verbogen desperate desperatere desperaatste
partitief desperaats desperaters -

desperaat

  1. de wanhoop nabij, zonder raad
  • Dit woord wordt door sommigen als anglicisme gezien.
95 % van de Nederlanders;
76 % van de Vlamingen.[2]