radeloos
Uiterlijk
- ra·de·loos
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | radeloos | radelozer | radeloost |
verbogen | radeloze | radelozere | radelooste |
partitief | radeloos | radelozers | - |
radeloos [1]
- ten einde raad, wanhopig
- het volk redeloos, de regering radeloos en het land reddeloos (rampjaar 1672)
- Het woord radeloos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "radeloos" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be