desem
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- de·sem
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘zuurdeeg’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1401 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | desem | desems |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
desem m
- (voeding) een zuurdeeg op basis van wilde gisten en bacteriën
- Brood gebakken met desem heeft meestal een donkerbruine korst.
Synoniemen
Verwante begrippen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
desemen |
desem
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van desemen
- Ik desem.
- gebiedende wijs van desemen
- Desem!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van desemen
- Desem je?
Gangbaarheid
- Het woord desem staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "desem" herkend door:
78 % | van de Nederlanders; |
75 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.