departementsdirecteur

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·par·te·ments·di·rec·teur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord departementsdirecteur departementsdirecteuren
departementsdirecteurs
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de departementsdirecteurm

  1. iemand die de leiding heeft over een afdeling van een organisatie of bedrijf
     Piet Bloemen, departementsdirecteur van de afdeling Verpleegkunde, zegt dat de kans op een effectieve besmetting zeer klein is. "Mogelijk hebben de betrokken studenten twee keer met dezelfde naald geprikt. We zullen de resultaten van het bloedonderzoek moeten afwachten, maar de kans op besmetting is klein."[1]
     Christine Van Broeckhoven is professor in moleculaire biologie en genetica en als departementsdirecteur en onderzoeker verbonden aan het VIB en de Universiteit Antwerpen.[2]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 1 december 2021 Weblink bron “Studenten verpleegkunde mogelijk besmet met virus na prikongeval” (02/04/2007), De Standaard
  2. Bronlink geraadpleegd op 1 december 2021 Weblink bron “Van Broeckhoven krijgt prestigieuze prijs” (08/05/2012), De Standaard